Een beetje onthand voelde ik me. Met een grote tas vol oude boeken was ik naar de uitgeverij uitgegaan. Overal staken stroken papier uit met kreten als ‘Ledikant in blauw’, ‘Kikker met zakdoek’, of ‘Portret Ida’. Stuk voor stuk dierbare plaatjes, afkomstig uit boeken die Mance Post ooit illustreerde. En nu liet ik ze achter om door de scanner te gaan.
Dat kopen van al die tweedehandse boeken beviel me trouwens uitstekend. Ik werd steeds hebberiger, want wat is nou drie, vier euro? Op de valreep deed ik nog een mooie aankoop. Een werkje uit de jaren vijftig, waarvan ik per se het omslag wilde gebruiken. ‘Zeldzaam’ had de verkoper erbij gezet, wat natuurlijk hielp om 11,50 euro neer te tellen. En daarbij: het was óók voor mijn verzameling.
Net op tijd kon het in de tas en samen met Michel van de uitgeverij nam ik de stapel door. Nodig was het waarschijnlijk niet, ik had er tenslotte een lijst bij gedaan met gedetailleerde aanwijzingen. Ik voelde me een beetje zoals die keer dat mijn moeder voor het eerst op onze dochter kwam oppassen en ik haar met een waslijst aan instructies achterliet. Ook nu zal ik wel iets hebben gemompeld als ‘pas op, hoor’ en ‘voorzichtig’.
Langer dan aanvankelijk de bedoeling was, heb ik gedwaald door het leven van Mance Post; mensen gesproken, interviews gelezen en beluisterd (vooral de radio-interviews waren fijn, want ze had een prettig beschaafd stemgeluid) en uren tussen enorme stapels mappen met schetsen en originele tekeningen gezeten. Dus ik ben gewoon vreselijk gehécht geraakt aan Mance, dat is het.
Maar de tijd van schrijven en schrappen, van overwegen en nog eens overwegen is voorbij. Het werd me eens te meer duidelijk toen ik de boeken afleverde en in ruil daarvoor de gloednieuwe brochure met de najaarsaanbieding van de uitgeverij in handen gedrukt kreeg. Mance en ik staan er inderdaad in.
Ik had geen keus, ik moest de plaatjes uit handen geven. Ze beginnen aan hun tweede leven.